Tijdelijk Infopaviljoen Operaplein . Antwerpen
NU architectuuratelier
De stad Antwerpen is een stad in transformatie. Reflecteren over- en werken met de betekenis van onze materiële omgeving in een publieke contex is een belangrijke uitdaging waar architectuur vandaag voor staat. In al onze opdrachten en in het bijzonder in projecten zoals C-mine expeditie te Genk, of de inrichting van de groene assen in West Vlaanderen, onderzoeken wij dit vraagstuk in onze praktijk.
Ons uitgangspunt is de vraag hoe een sprekend iconisch element tegelijk opgevat kan worden als een eerlijke, transparante en fysische beleving.
1. Ambitie
Het paviljoen is een nieuwe, wervende spil waarrond de verschillende stedelijke assen en ruimtes zich tot elkaar verhouden. Het is een element dat deze relatie bevraagt, onderzoekt en uitdaagt.
Het is een stedelijke figuur die een plek aangeeft, die de dynamiek van de verandering verbeeldt en zelf op een geconcentreerde manier een eigen gebruik genereert. De taal van het paviljoen is ontwikkeld vanuit de logica van de constructie, zodat de strikte planning en het omlijnde budget uitgangspunten kunnen zijn.
2. Plek lezen
Vandaag is de Rooseveltplaats geen kwalitatieve verblijfplek in de stad, geen bestemming. Omwille van haar verkeersdoorsnijdingen mist het plein betekenis die de schaal kan opladen. We willen met onze ingreep de Antwerpenaar en bezoekers betrekken bij de transformatie van deze stedelijke ruimte als geheel. Hiertoe willen we de mogelijkheid geven visuele verbanden te leggen tussen de stadsdelen die vandaag opgedeeld liggen (as van de leien en de as kipdorpbrug - gemeentestraat?)
Zoals aangegeven in het projectvoorstel van Solà-Morales is de Rooseveltplaats een breuk in de continuïteit van de leien. Het is voor ons aangewezen om met het paviljoen deze discontinuïteit, en haar problematiek leesbaar te maken. Hiervoor is de inplanting tegen de lijn die de leien definieert aangewezen. (westelijke grens van het plot).
De leien maken een grote bocht waardoor het paviljoen ook van op grote afstand zichtbaar is. Op dat ogenblik wordt de hoogte, op deze stedelijke schaal belangrijk. Wanneer het paviljoen de gemiddelde hoogte van het opera gebouw aanneemt zien we dat er een dialoog mogelijk wordt met de omliggende bebouwing.
Wanneer het verkeer ingetunneld wordt, en er zo een nieuwe en unieke pleinrelatie ontstaat over de leien gebeurt er een rotatie van de publieke ruimte van Noord- Zuid naar Oost-West. Het paviljoen vertegenwoordigd de as van deze dynamiek.
3. Stedelijke figuur
Wil het paviljoen een heldere, sprekend baken zijn dat de infrastructuurwerken aan de Noordlijn onder de stedelijke aandacht brengt, heeft het voldoende hoogte nodig. Een verticale spil als visueel element die een plek aanwijst en verbanden legt. Verbanden vanuit zijn aanwezigheid in de stedelijke schaal en door de mogelijkheid om van op een uitkijkpunt in de hoogte het geheel van de omliggende stedelijke dynamiek, de werken én hun context te overzien en te begrijpen.
Een toren heeft betekenis op verschillende schalen van de stad. Kortbij is dit een tastbare footprint op een plek, de plint, het materiaal . Terwijl van op een afstand bekeken het object in relatie staat tot de omliggende gebouwen en stromen voor zowel de lineaire beweging van de leien als de omliggende pleinen.
Omgekeerd biedt een toren naarmate men stijgt andere relaties met de omgeving: beneden bevindt men zich tussen de mensen, halverwege in de kruinen en tegenover de omliggende gebouwen en op het dakterras verhoudt men zich tot de stad. Deze verschillende dimensies zijn voor ons onmisbaar om de transformaties van de site te begrijpen.
Het paviljoen is alzijdig en heeft een solitair karakter.
Tijdens de werken zal een steeds veranderende omgeving, met hekkens, kranen en containers, werfketen en betonmixers het visuele maaiveld ontwrichten. De verticaliteit en het iconisch karakter zijn daarom aangewezen keuzes en maken van het paviljoen een stabiel referentie-element in een transformerende omgeving.
4. Footprint: maaiveld
Door tegenover de toren in het oosten van het perceel de fietsenstalling te voorzien als een lichte overdekking, wordt tussen de toren en deze overdekking een open, geflankeerde ruimte gemaakt. Het geheel van de toren, de fietsenstalling en de open ruimte definiëren de footprint van het toekomstige gebouw op een leesbare manier.
Met zwart staal omrandde betonnen stelconplaten ritmeren deze ruimte als sokkel voor de toren. Deze standaardelementen geven de plek een eigen ritme en kunnen op verschillende hoogtes opgesteld worden om op die manier zitbanken of sokkels te vormen. Door deze elementen te plaatsen met een aangevulde voeg, kunnen (toekomstige) structuurelementen zoals de fietsenstalling eenvoudig geplaatste en verankerd worden.
De fietsenstalling is voorzien als een ‘gevouwen’ overkapping in staal met dezelfde opale golfplaten. Er kunnen 40 fietsen opgesteld worden.
Door naast de toren een ruimte vrij te houden, kan de toegankelijkheid van het paviljoen tijdens de werken aan elk van de vier kwadranten gegarandeerd worden. Het programma in de sokkel is om die reden ook op verschillende manieren te benaderen en intern verbonden.
5. Opbouw programma
Door het programma te stapelen is de winst een kraaiennest met een genereus uitzicht over de omgeving, maar zo ontstaat ook een meerduidigheid en levendigheid in de beleving en het gebruik van het paviljoen. Deze vermenging heeft ook als voordeel dat er een spontaan toezicht is op het publieke parcours. Een lift zorgt ervoor dat de toren voor iedereen toegankelijk wordt en dat een commerciële uitbating op niveau mogelijk is. Werkplekken en rustruimtes zijn opgevat als zeer kwalitatieve plekken met licht en zicht.
Opbouw van het programma:
I. De sokkel: op het gelijkvloers zijn de functies georganiseerd die in directe relatie staan tot het openbaar vervoer: wachtruimte voor reizigers, bureauruimte met loket voor de lijn en een ticketautomaat.
Het loket is zo opgevat dat het rechtstreeks gekoppeld is en als sas fungeert. Met een gordijn kan de privacy en rugdekking bepaald worden met behoud van voldoende licht. De wachtruimte heeft verschillende uitzichten op de omgeving.
De ticketautomaat is voorzien in een buitennis.
Van op het pleinniveau vertrekt een betonnen buitentrap naar de eerste verdieping en een lift die alle verdiepingen ontsluit. ’s Nachts of op onbewaakte momenten kan de trap naar boven afgesloten worden.
II. De eerste verdieping is een overdekte publieke (buiten)ruimte. Een referentie is hier de kiosk: een plek die het platform en podium kan zijn van activiteiten en interventies die in nauwe relatie staan tot de directe omgeving. Net als het gelijkvloers is deze verdieping massief. Omgeven door betonnen stapelblokken wordt het publieke openbare karakter onderlijnd. In de vier richtingen kan de gevel met een kantelpoort systeem opengezet worden. Het gebruik van de ruimte wordt op die manier leesbaar in de gevel.
III. Deze verdieping bevat de inkom-functie: een open ruimte met een uitzicht over de Leien. Het is een heldere ruimte, waar wijzigende inrichtingen mogelijk zijn. Naast een raam met uitzicht zijn er twee ramen voorzien die een gefilterd licht binnenlaten, doorheen de buitenschil van het paviljoen.
IV. Op de derde verdieping is het kantoor voorzien. Deze ruimte biedt op haar beurt een uitzicht op de opera en bevat een functionele wand waarin lockers, berging en de kitchenette voorzien zijn.
V. De vierde verdieping bevat twee ruimtes: de vergaderruimte en de refter/lounge van de lijn. Ook dit zijn genereuze werkplekken en hebben elk een uitzicht over de stad.
VI. De vijfde verdieping bevat de toiletten, berging en technische ruimte. Door deze tussen de publieke en interne functies te positioneren kunnen deze dubbel gebruikt worden.
VII. De zesde verdieping is de ontvangstruimte. De ruimte bestaat uit twee delen: een bovenruimte waar men binnenkomt: hier kunnen recepties, ontvangst en dergelijke georganiseerd worden. Het tweede deel is een afdalend auditorium met een uitzicht naar de opera. Hier kan op een interactieve manier projectie en besprekingen gecombineerd worden met een directe relatie tot de omgeving.
Deze kwalitatieve ruimte kan eenvoudig commercieel verhuurd worden aan derden.
VIII. De belvédère verdieping. Dit niveau heeft opnieuw een open, publiek karakter. Het is een zeer lichtrijke ruimte, omgeven door het opale gevelmateriaal. Op de vloer kan het toekomstige plan van de werken aangebracht worden. Rondom zijn luiken voorzien in de gevel die als ontdekkingselementen door de bezoekers geopend en gesloten kunnen worden. Rondom ontstaan op die manier interactieve kijkgaten die elk hun eigen verhaal of duiding kunnen dragen in relatie met het grondplan op de vloer. Op deze verdieping verschuift de trap in het plan, waardoor deze verdieping als geheel onderdeel wordt van de routing doorheen de toren, naar de top.
De stalen structuur is voorzien om boven deze belvédère één of twee commerciële ruimtes te organiseren, die als box ingebouwd kunnen worden. Deze commerciële ruimte staat in nauw contact met de belvedère en het dakterras en kunnen deze aanliggende niveau’s opnemen in hun exploitatie.
Er zijn verschillende modellen denkbaar om deze ruimtes vorm te geven. In een gelijkaardige materialisatie als de onderliggende functie boxen, of als zeer transparante, beglaasde ruimtes. Dit kan in functie van het programma geoptimaliseerd worden.
Ook wanneer er geen commerciële functies voorzien worden, biedt de ruimte veel mogelijkheden voor de belvédère verdieping.
IX. Het uitzicht wordt niet gratuit prijsgegeven naarmate men hoger in de toren stijgt. Het is een sequentie van zichten en ruimtes met het dakterras als de vanzelfsprekende apotheose van het paviljoen.
Waar de onderliggende ruimtes horizontale blikken op de omgeving of de onderliggende werken bieden, geeft deze plek een genereus panorama over de omliggende werken en stelt haar betekenis in relatie tot de gehele stad Antwerpen.
Bij goed weer kan op dit terras bijvoorbeeld een koffie of gebakje genuttigd worden, kan er tentoongesteld worden en zouden er verrekijkers opgesteld kunnen worden. De gesloten borstwering fungeert dan als windscherm.
Het kan overwogen worden om bv. een naamsvermelding (van interne of externe partijen) op het gebouw aan te brengen: diagonaal op de buitenhoeken, in losse letters, al dan niet verlicht...
6. Opbouw
Het paviljoen is opgebouwd uit bescheiden materialen die als geheel een ambitieuze figuur vormen. Van ver is het geheel een abstracte figuur die zich eigenzinnig opstelt tussen de gebouwen, de bomen. Bij de benadering van het gebouw ontrafelt zich de gelaagdheid en de interne structuur.
De opbouw van het paviljoen is eenvoudig: een solide sokkel in betonnen stapelblokken; van hierop vertrekt een staalstructuur die het volume van de toren verder definieert. Rond de staalstructuur is een luchtopen regenscherm in de vorm van opale golfplaat-facetten. Binnen dit waterscherm worden geconditioneerde volumes voorzien in houten sandwichpaneelwanden met groene watervaste beplating die maximaal comfort geven aan de gebruikers. Tussen deze elementen ontvouwt zich het publieke parcours van de beklimming van de toren.
De gevel van opale schubben genereert een wisselwerking tussen licht en zicht door gebruik te maken van twee types openingen: ramen doorheen de gevelbekleding en ramen achter de gevelbekleding.
Een andere dynamiek is die van het licht zelf: van het (zon)licht overdag met schaduwen en oplichtende delen, maar ook de transformatie tot een oplichtende lantaarn door de interne verlichting ’s nachts.
De schaal van de toepassing van dit materiaal, als gehele bekleding van de constructie geeft het paviljoen haar autonoom karakter in haar (onrustige) omgeving.
7. Materiaal en structuur
Het paviljoen is gedacht vanuit eenvoudige en robuuste detaillering, die onderdeel uitmaakt van de taal van de constructie. Dit uitgangspunt maakt dat de uitvoeringswijze voorspelbaar en dus controleerbaar is. Dit geeft garanties op vlak van planning, kostenbeheersing en esthetisch resultaat.
De materiaalkeuze vertrekt ook vanuit het tijdelijke karakter van het infopaviljoen. De materialen zijn makkelijk monteerbaar (dus demonteerbaar), zijn herbruikbaar (als materiaal of als grondstof ), zijn licht (dus beperkte funderingen, beperkt transport), zijn milieuvriendelijk (lage milieuclassificatie-index NIBE<3), zijn robuust & onderhoudsvriendelijk, … . De zware onderbouw (eerste twee lagen van stapelblokken) met lichte bovenbouw (staalconstructie met houten boxen) wordt opgesteld op een gepolierde plaat op volle grond. Deze eenvoudige fundering kan snel gerealiseerd worden en geeft weinig tot geen impact op het reeds zwaar geimpacteerde maaiveld (nutsvoorzieningen, rioleringen, kabels & leidingen, …). De zware onderbouw met stapelblokken verschuift het zwaartepunt van de constructie naar beneden waardoor de windkrachten met deze eenvoudige fundering kunnen opgevangen worden. De losse blokken zijn bovendien zowel snel aan te brengen als te demonteren. De blokken zelf als materiaal kunnen nadien perfect aan een volgend leven beginnen in een ander project. De blokken behouden nagenoeg hun waarde na gebruik in het infopaviljoen. De staalconstructie bovenop de zware onderbouw is op maat van het project gemaakt. De keuze voor staal is ingegeven door de snelheid waarmee kan gemonteerd worden enerzijds en anderzijds het gemak van recyclage en demontage van het materiaal. Door de lichte opale gevelbekleding met de nodige (1/12 van het oppervlakte op elke zijde) horizontale openingen aan te brengen kan de staalstructuur als een buitenstructuur beschouwd worden. Brandwerende bescherming van de staalstructuur kan hierdoor vermeden worden. De staalstructuur is zo opgevat dat de trekkrachten van de bovenleidingen van de trams naast het gebouw door de structuur kunnen opgenomen worden. Hierdoor kunnen de pylonen van de bovenleidingen op de site verwijderd worden, waardoor het paviljoen beter tot zijn recht komt. De horizontale openingen tussen de verschillende rijen opale golfplaten worden gerealiseerd door middel van kabelladders. Op de ladders wordt een metaalgaas gespannen om te vermijden dat het paviljoen de grootste duiventil van Antwerpen wordt. De geïsoleerde houten boxen worden opgebouwd uit houten sandwichpanelen uit FSC-gelabeld hout. De boxen worden binnen het regendichte scherm van de gevel aangebracht en behoeven verder geen bijkomende regendichting, op de terrasdelen na. Alle materialen worden in een systeem van droogbouw verwerkt wat de totale uitvoeringstermijn ten goede komt. Bovendien wordt geopteerd voor een volledige montagetechniek waarbij de materialen maximaal worden gemonteerd in plaats van verkleefd en/of gelast. Dit vergemakkelijkt de demontage van de constructie en vereenvoudigdt de recyclage van de gebruikte materialen. De verwerking van de gebruikte materialen gebeurt volgens de principes van het Cradle to Cradle denken.
8. Brandveiligheid
Naast de open opbouw van de opale gevelbekleding zijn de houten boxen als brandcompartimenten opgevat. De wand van de boxen die naar het trapgeheel en de lift is gekeerd, is opgebouwd met brandstabiele materialen. De buitendeuren die uitgeven op deze verticale circulatie zijn branddeuren. Het infopaviljoen is opgevat als een middelhoge constructie, waarbij de hoogste te evacueren verdieping (vloer commerciële ruimte) zich op 24.50 m boven het maaiveld bevindt. De verticale circulatie is opgevat als een geheel open structuur.
9. toegankelijkheid
Het paviljoen is voorzien van een liftinstallatie die het geheel integraal toegankelijk maakt. De liftkooi is rolstoeltoegankelijk en bedient alle verdiepingen, inclusief de mogelijks commerciële ruimte bovenaan het paviljoen. De bovenverdiepingen van het paviljoen kunnen op bepaalde momenten volledig worden afgesloten om vandalisme en/of misbruik te vermijden. De onderstructuur is opgebouwd uit robuuste en vandaalbestendige materialen.
10. Technieken
De technische installaties voor het paviljoen zijn uiterst eenvoudig opgevat, omwille van het tijdelijke karakter van het gebouw. We opteren voor een full-electric oplossing voor de verwarming, ventilatie,sanitair en warmwaterproductie van het gebouw. Economisch benaderd is dit de meest voor de hand liggende oplossing. Door de aankoop van groene stroom is de milieu-impact van het paviljoen op zijn onmiddellijke omgeving uiterst beperkt. Bovendien sparen we de kosten voor een gasaansluiting en de bijhorend installaties uit. De houten boxen worden voorzien van een goede thermische isolatie en een uitstekende luchtdichtheid waardoor de energievraag in de eerste plaats sterk wordt beperkt en het belang van de keuze van technische installaties minder belangrijk wordt. Het paviljoen beschikt niet over eigen energieproductiecapaciteit.
Het paviljoen wordt voorzien van een branddetectie-systeem.
NU architectuuratelier
De stad Antwerpen is een stad in transformatie. Reflecteren over- en werken met de betekenis van onze materiële omgeving in een publieke contex is een belangrijke uitdaging waar architectuur vandaag voor staat. In al onze opdrachten en in het bijzonder in projecten zoals C-mine expeditie te Genk, of de inrichting van de groene assen in West Vlaanderen, onderzoeken wij dit vraagstuk in onze praktijk.
Ons uitgangspunt is de vraag hoe een sprekend iconisch element tegelijk opgevat kan worden als een eerlijke, transparante en fysische beleving.
1. Ambitie
Het paviljoen is een nieuwe, wervende spil waarrond de verschillende stedelijke assen en ruimtes zich tot elkaar verhouden. Het is een element dat deze relatie bevraagt, onderzoekt en uitdaagt.
Het is een stedelijke figuur die een plek aangeeft, die de dynamiek van de verandering verbeeldt en zelf op een geconcentreerde manier een eigen gebruik genereert. De taal van het paviljoen is ontwikkeld vanuit de logica van de constructie, zodat de strikte planning en het omlijnde budget uitgangspunten kunnen zijn.
2. Plek lezen
Vandaag is de Rooseveltplaats geen kwalitatieve verblijfplek in de stad, geen bestemming. Omwille van haar verkeersdoorsnijdingen mist het plein betekenis die de schaal kan opladen. We willen met onze ingreep de Antwerpenaar en bezoekers betrekken bij de transformatie van deze stedelijke ruimte als geheel. Hiertoe willen we de mogelijkheid geven visuele verbanden te leggen tussen de stadsdelen die vandaag opgedeeld liggen (as van de leien en de as kipdorpbrug - gemeentestraat?)
Zoals aangegeven in het projectvoorstel van Solà-Morales is de Rooseveltplaats een breuk in de continuïteit van de leien. Het is voor ons aangewezen om met het paviljoen deze discontinuïteit, en haar problematiek leesbaar te maken. Hiervoor is de inplanting tegen de lijn die de leien definieert aangewezen. (westelijke grens van het plot).
De leien maken een grote bocht waardoor het paviljoen ook van op grote afstand zichtbaar is. Op dat ogenblik wordt de hoogte, op deze stedelijke schaal belangrijk. Wanneer het paviljoen de gemiddelde hoogte van het opera gebouw aanneemt zien we dat er een dialoog mogelijk wordt met de omliggende bebouwing.
Wanneer het verkeer ingetunneld wordt, en er zo een nieuwe en unieke pleinrelatie ontstaat over de leien gebeurt er een rotatie van de publieke ruimte van Noord- Zuid naar Oost-West. Het paviljoen vertegenwoordigd de as van deze dynamiek.
3. Stedelijke figuur
Wil het paviljoen een heldere, sprekend baken zijn dat de infrastructuurwerken aan de Noordlijn onder de stedelijke aandacht brengt, heeft het voldoende hoogte nodig. Een verticale spil als visueel element die een plek aanwijst en verbanden legt. Verbanden vanuit zijn aanwezigheid in de stedelijke schaal en door de mogelijkheid om van op een uitkijkpunt in de hoogte het geheel van de omliggende stedelijke dynamiek, de werken én hun context te overzien en te begrijpen.
Een toren heeft betekenis op verschillende schalen van de stad. Kortbij is dit een tastbare footprint op een plek, de plint, het materiaal . Terwijl van op een afstand bekeken het object in relatie staat tot de omliggende gebouwen en stromen voor zowel de lineaire beweging van de leien als de omliggende pleinen.
Omgekeerd biedt een toren naarmate men stijgt andere relaties met de omgeving: beneden bevindt men zich tussen de mensen, halverwege in de kruinen en tegenover de omliggende gebouwen en op het dakterras verhoudt men zich tot de stad. Deze verschillende dimensies zijn voor ons onmisbaar om de transformaties van de site te begrijpen.
Het paviljoen is alzijdig en heeft een solitair karakter.
Tijdens de werken zal een steeds veranderende omgeving, met hekkens, kranen en containers, werfketen en betonmixers het visuele maaiveld ontwrichten. De verticaliteit en het iconisch karakter zijn daarom aangewezen keuzes en maken van het paviljoen een stabiel referentie-element in een transformerende omgeving.
4. Footprint: maaiveld
Door tegenover de toren in het oosten van het perceel de fietsenstalling te voorzien als een lichte overdekking, wordt tussen de toren en deze overdekking een open, geflankeerde ruimte gemaakt. Het geheel van de toren, de fietsenstalling en de open ruimte definiëren de footprint van het toekomstige gebouw op een leesbare manier.
Met zwart staal omrandde betonnen stelconplaten ritmeren deze ruimte als sokkel voor de toren. Deze standaardelementen geven de plek een eigen ritme en kunnen op verschillende hoogtes opgesteld worden om op die manier zitbanken of sokkels te vormen. Door deze elementen te plaatsen met een aangevulde voeg, kunnen (toekomstige) structuurelementen zoals de fietsenstalling eenvoudig geplaatste en verankerd worden.
De fietsenstalling is voorzien als een ‘gevouwen’ overkapping in staal met dezelfde opale golfplaten. Er kunnen 40 fietsen opgesteld worden.
Door naast de toren een ruimte vrij te houden, kan de toegankelijkheid van het paviljoen tijdens de werken aan elk van de vier kwadranten gegarandeerd worden. Het programma in de sokkel is om die reden ook op verschillende manieren te benaderen en intern verbonden.
5. Opbouw programma
Door het programma te stapelen is de winst een kraaiennest met een genereus uitzicht over de omgeving, maar zo ontstaat ook een meerduidigheid en levendigheid in de beleving en het gebruik van het paviljoen. Deze vermenging heeft ook als voordeel dat er een spontaan toezicht is op het publieke parcours. Een lift zorgt ervoor dat de toren voor iedereen toegankelijk wordt en dat een commerciële uitbating op niveau mogelijk is. Werkplekken en rustruimtes zijn opgevat als zeer kwalitatieve plekken met licht en zicht.
Opbouw van het programma:
I. De sokkel: op het gelijkvloers zijn de functies georganiseerd die in directe relatie staan tot het openbaar vervoer: wachtruimte voor reizigers, bureauruimte met loket voor de lijn en een ticketautomaat.
Het loket is zo opgevat dat het rechtstreeks gekoppeld is en als sas fungeert. Met een gordijn kan de privacy en rugdekking bepaald worden met behoud van voldoende licht. De wachtruimte heeft verschillende uitzichten op de omgeving.
De ticketautomaat is voorzien in een buitennis.
Van op het pleinniveau vertrekt een betonnen buitentrap naar de eerste verdieping en een lift die alle verdiepingen ontsluit. ’s Nachts of op onbewaakte momenten kan de trap naar boven afgesloten worden.
II. De eerste verdieping is een overdekte publieke (buiten)ruimte. Een referentie is hier de kiosk: een plek die het platform en podium kan zijn van activiteiten en interventies die in nauwe relatie staan tot de directe omgeving. Net als het gelijkvloers is deze verdieping massief. Omgeven door betonnen stapelblokken wordt het publieke openbare karakter onderlijnd. In de vier richtingen kan de gevel met een kantelpoort systeem opengezet worden. Het gebruik van de ruimte wordt op die manier leesbaar in de gevel.
III. Deze verdieping bevat de inkom-functie: een open ruimte met een uitzicht over de Leien. Het is een heldere ruimte, waar wijzigende inrichtingen mogelijk zijn. Naast een raam met uitzicht zijn er twee ramen voorzien die een gefilterd licht binnenlaten, doorheen de buitenschil van het paviljoen.
IV. Op de derde verdieping is het kantoor voorzien. Deze ruimte biedt op haar beurt een uitzicht op de opera en bevat een functionele wand waarin lockers, berging en de kitchenette voorzien zijn.
V. De vierde verdieping bevat twee ruimtes: de vergaderruimte en de refter/lounge van de lijn. Ook dit zijn genereuze werkplekken en hebben elk een uitzicht over de stad.
VI. De vijfde verdieping bevat de toiletten, berging en technische ruimte. Door deze tussen de publieke en interne functies te positioneren kunnen deze dubbel gebruikt worden.
VII. De zesde verdieping is de ontvangstruimte. De ruimte bestaat uit twee delen: een bovenruimte waar men binnenkomt: hier kunnen recepties, ontvangst en dergelijke georganiseerd worden. Het tweede deel is een afdalend auditorium met een uitzicht naar de opera. Hier kan op een interactieve manier projectie en besprekingen gecombineerd worden met een directe relatie tot de omgeving.
Deze kwalitatieve ruimte kan eenvoudig commercieel verhuurd worden aan derden.
VIII. De belvédère verdieping. Dit niveau heeft opnieuw een open, publiek karakter. Het is een zeer lichtrijke ruimte, omgeven door het opale gevelmateriaal. Op de vloer kan het toekomstige plan van de werken aangebracht worden. Rondom zijn luiken voorzien in de gevel die als ontdekkingselementen door de bezoekers geopend en gesloten kunnen worden. Rondom ontstaan op die manier interactieve kijkgaten die elk hun eigen verhaal of duiding kunnen dragen in relatie met het grondplan op de vloer. Op deze verdieping verschuift de trap in het plan, waardoor deze verdieping als geheel onderdeel wordt van de routing doorheen de toren, naar de top.
De stalen structuur is voorzien om boven deze belvédère één of twee commerciële ruimtes te organiseren, die als box ingebouwd kunnen worden. Deze commerciële ruimte staat in nauw contact met de belvedère en het dakterras en kunnen deze aanliggende niveau’s opnemen in hun exploitatie.
Er zijn verschillende modellen denkbaar om deze ruimtes vorm te geven. In een gelijkaardige materialisatie als de onderliggende functie boxen, of als zeer transparante, beglaasde ruimtes. Dit kan in functie van het programma geoptimaliseerd worden.
Ook wanneer er geen commerciële functies voorzien worden, biedt de ruimte veel mogelijkheden voor de belvédère verdieping.
IX. Het uitzicht wordt niet gratuit prijsgegeven naarmate men hoger in de toren stijgt. Het is een sequentie van zichten en ruimtes met het dakterras als de vanzelfsprekende apotheose van het paviljoen.
Waar de onderliggende ruimtes horizontale blikken op de omgeving of de onderliggende werken bieden, geeft deze plek een genereus panorama over de omliggende werken en stelt haar betekenis in relatie tot de gehele stad Antwerpen.
Bij goed weer kan op dit terras bijvoorbeeld een koffie of gebakje genuttigd worden, kan er tentoongesteld worden en zouden er verrekijkers opgesteld kunnen worden. De gesloten borstwering fungeert dan als windscherm.
Het kan overwogen worden om bv. een naamsvermelding (van interne of externe partijen) op het gebouw aan te brengen: diagonaal op de buitenhoeken, in losse letters, al dan niet verlicht...
6. Opbouw
Het paviljoen is opgebouwd uit bescheiden materialen die als geheel een ambitieuze figuur vormen. Van ver is het geheel een abstracte figuur die zich eigenzinnig opstelt tussen de gebouwen, de bomen. Bij de benadering van het gebouw ontrafelt zich de gelaagdheid en de interne structuur.
De opbouw van het paviljoen is eenvoudig: een solide sokkel in betonnen stapelblokken; van hierop vertrekt een staalstructuur die het volume van de toren verder definieert. Rond de staalstructuur is een luchtopen regenscherm in de vorm van opale golfplaat-facetten. Binnen dit waterscherm worden geconditioneerde volumes voorzien in houten sandwichpaneelwanden met groene watervaste beplating die maximaal comfort geven aan de gebruikers. Tussen deze elementen ontvouwt zich het publieke parcours van de beklimming van de toren.
De gevel van opale schubben genereert een wisselwerking tussen licht en zicht door gebruik te maken van twee types openingen: ramen doorheen de gevelbekleding en ramen achter de gevelbekleding.
Een andere dynamiek is die van het licht zelf: van het (zon)licht overdag met schaduwen en oplichtende delen, maar ook de transformatie tot een oplichtende lantaarn door de interne verlichting ’s nachts.
De schaal van de toepassing van dit materiaal, als gehele bekleding van de constructie geeft het paviljoen haar autonoom karakter in haar (onrustige) omgeving.
7. Materiaal en structuur
Het paviljoen is gedacht vanuit eenvoudige en robuuste detaillering, die onderdeel uitmaakt van de taal van de constructie. Dit uitgangspunt maakt dat de uitvoeringswijze voorspelbaar en dus controleerbaar is. Dit geeft garanties op vlak van planning, kostenbeheersing en esthetisch resultaat.
De materiaalkeuze vertrekt ook vanuit het tijdelijke karakter van het infopaviljoen. De materialen zijn makkelijk monteerbaar (dus demonteerbaar), zijn herbruikbaar (als materiaal of als grondstof ), zijn licht (dus beperkte funderingen, beperkt transport), zijn milieuvriendelijk (lage milieuclassificatie-index NIBE<3), zijn robuust & onderhoudsvriendelijk, … . De zware onderbouw (eerste twee lagen van stapelblokken) met lichte bovenbouw (staalconstructie met houten boxen) wordt opgesteld op een gepolierde plaat op volle grond. Deze eenvoudige fundering kan snel gerealiseerd worden en geeft weinig tot geen impact op het reeds zwaar geimpacteerde maaiveld (nutsvoorzieningen, rioleringen, kabels & leidingen, …). De zware onderbouw met stapelblokken verschuift het zwaartepunt van de constructie naar beneden waardoor de windkrachten met deze eenvoudige fundering kunnen opgevangen worden. De losse blokken zijn bovendien zowel snel aan te brengen als te demonteren. De blokken zelf als materiaal kunnen nadien perfect aan een volgend leven beginnen in een ander project. De blokken behouden nagenoeg hun waarde na gebruik in het infopaviljoen. De staalconstructie bovenop de zware onderbouw is op maat van het project gemaakt. De keuze voor staal is ingegeven door de snelheid waarmee kan gemonteerd worden enerzijds en anderzijds het gemak van recyclage en demontage van het materiaal. Door de lichte opale gevelbekleding met de nodige (1/12 van het oppervlakte op elke zijde) horizontale openingen aan te brengen kan de staalstructuur als een buitenstructuur beschouwd worden. Brandwerende bescherming van de staalstructuur kan hierdoor vermeden worden. De staalstructuur is zo opgevat dat de trekkrachten van de bovenleidingen van de trams naast het gebouw door de structuur kunnen opgenomen worden. Hierdoor kunnen de pylonen van de bovenleidingen op de site verwijderd worden, waardoor het paviljoen beter tot zijn recht komt. De horizontale openingen tussen de verschillende rijen opale golfplaten worden gerealiseerd door middel van kabelladders. Op de ladders wordt een metaalgaas gespannen om te vermijden dat het paviljoen de grootste duiventil van Antwerpen wordt. De geïsoleerde houten boxen worden opgebouwd uit houten sandwichpanelen uit FSC-gelabeld hout. De boxen worden binnen het regendichte scherm van de gevel aangebracht en behoeven verder geen bijkomende regendichting, op de terrasdelen na. Alle materialen worden in een systeem van droogbouw verwerkt wat de totale uitvoeringstermijn ten goede komt. Bovendien wordt geopteerd voor een volledige montagetechniek waarbij de materialen maximaal worden gemonteerd in plaats van verkleefd en/of gelast. Dit vergemakkelijkt de demontage van de constructie en vereenvoudigdt de recyclage van de gebruikte materialen. De verwerking van de gebruikte materialen gebeurt volgens de principes van het Cradle to Cradle denken.
8. Brandveiligheid
Naast de open opbouw van de opale gevelbekleding zijn de houten boxen als brandcompartimenten opgevat. De wand van de boxen die naar het trapgeheel en de lift is gekeerd, is opgebouwd met brandstabiele materialen. De buitendeuren die uitgeven op deze verticale circulatie zijn branddeuren. Het infopaviljoen is opgevat als een middelhoge constructie, waarbij de hoogste te evacueren verdieping (vloer commerciële ruimte) zich op 24.50 m boven het maaiveld bevindt. De verticale circulatie is opgevat als een geheel open structuur.
9. toegankelijkheid
Het paviljoen is voorzien van een liftinstallatie die het geheel integraal toegankelijk maakt. De liftkooi is rolstoeltoegankelijk en bedient alle verdiepingen, inclusief de mogelijks commerciële ruimte bovenaan het paviljoen. De bovenverdiepingen van het paviljoen kunnen op bepaalde momenten volledig worden afgesloten om vandalisme en/of misbruik te vermijden. De onderstructuur is opgebouwd uit robuuste en vandaalbestendige materialen.
10. Technieken
De technische installaties voor het paviljoen zijn uiterst eenvoudig opgevat, omwille van het tijdelijke karakter van het gebouw. We opteren voor een full-electric oplossing voor de verwarming, ventilatie,sanitair en warmwaterproductie van het gebouw. Economisch benaderd is dit de meest voor de hand liggende oplossing. Door de aankoop van groene stroom is de milieu-impact van het paviljoen op zijn onmiddellijke omgeving uiterst beperkt. Bovendien sparen we de kosten voor een gasaansluiting en de bijhorend installaties uit. De houten boxen worden voorzien van een goede thermische isolatie en een uitstekende luchtdichtheid waardoor de energievraag in de eerste plaats sterk wordt beperkt en het belang van de keuze van technische installaties minder belangrijk wordt. Het paviljoen beschikt niet over eigen energieproductiecapaciteit.
Het paviljoen wordt voorzien van een branddetectie-systeem.
0 comentarios :
Publicar un comentario